Zij die mijn fascinatie voor die ene kleur weten, dachten het misschien al langer: Roze! T-shirts, iPod, sokken alsmede ook de boxer. Veel voor het oog niet direct zichtbaar onder mijn dikke wintergewaad, maar het is er immer wel.
Als je ‘t niet kunt zien, dan is het altijd nog te merken in hygienische sfeer. Bij mij ligt de bril vaak in ruste. Deo en douchegel staan er niet in patserig zwart, maar in natuurlijk bruin, groen, wit of roze, natuurlijk. Gevuld vaak met substanties die net zo makkelijk over mijn lijf als over mijn cruesli glijden willen. Dermate gezond al dat het van een New Yorks damesappeltje, gevuld met toiletwater, nog nimmer kwam.
Mijn blonde lokken komen nabij vrouwelijke lengtes. Lengte genoeg om er juist wél een vinger in te winden. In de kroeg drink ik daardoor nu dikwijlser een wijntje dan een haarmatchend bier.
Bij de KRO het signalement van de ‘Godfather’ dat ik eigenlijk op jongens viel. Een gedachte gebasseerd op al ‘t geschrevene hiervoor. Plus de zoenen op de gestoppelde wangen ter gedag, tot ziens, tot ooit in de Winston weer. Doch geen zoen ter (h)erkenning, voorlopig.
Zo zit ik hier dan. Vrij van mijn wintergewaad, roze ondergoed en zonder een aureool van cacoaboterdouchegel en zweetoverwinnend Aloë Vera. Met de benen over elkaar, maar toch met een ruime inkijk in wat ik vanaf nu inhoudelijk ben: Een meisje!